
Aflevering 8
“Tjezus, moet je die mieterige rotkop zien man!’, riep de jongen die het dichtstbij stond. “Hij vraagt er toch om, die vuile kutflikker, of niet dan..?!?”, voegde hij er spugend en briesend achteraan, waarop één van zijn maten – die al net zo opgefokt met iets in zijn hand stond te zwaaien, zag Stijn uit een ooghoek – daar aan toevoegde: “Nou, met kutten zal’ie wel niet zoveel hebben lijkt me zo!” “Ik zal hem eens kutten en laten zien wat echte mannen doen met vieze vuile teringhomootjes zoals dit..!” Precies op het moment dat Stijn iets zag bewegen uit zijn andere ooghoek hoorde hij van achter zich vandaan de aangeschoten stem van Tom, die riep “Jezus dude, doe eens niet zo opgefokt man”.
——-
Die zondagmiddag was er de Nieuwjaarsborrel van de Dancing Queen, de bekendste en eigenlijk ook één van de laatst overgebleven homokroegen van de stad. Het COC had het, net als ieder jaar, mede georganiseerd en ook de lokale afdeling van De Kringen en afvaardigingen van Expreszo en Jong&Out zouden aanwezig zijn, zodat het eigenlijk een soort gezamenlijke aftrap van het nieuwe jaar zou worden. Het was koud en de tuin zou niet gebruikt worden, want zelfs met de terrasbrander aan zou het – behalve voor de verstokte rokers – niet te houden zijn in die snijdende wind. Er was inloop vanaf vier uur, daarna zouden er enkele toespraken zijn en zou de jaarkalender doorgenomen worden, van carnaval tot het eigen songfestival, coming-outdag en Paarse Vrijdag aan toe. Het zwaartepunt lag echter bij het bijpraten, eten en drinken en swingen, want het was wel degelijk een Nieuwjaarsparty.
Stijn en Tom hadden deze zondag eerst lekker uitgeslapen, ontbeten, gevreeën en het huis opgeruimd, wat inhield dat ze met name twee uur lang bezig waren geweest om de kerstboom en alle bijbehorende duizenden dennennaaldjes uit alle hoeken van het huis te verwijderen. En daarna uit hun sokken, want ze waren even vergeten om schoenen aan te trekken. Ze hádden het gisteren zullen doen, maar toen hadden Laurens en Els gebeld om te zeggen dat ze samen met de jongens uit eten wilden gaan om het nieuwe jaar in te luiden, onder het mom dat ze hen zo lang niet gezien hadden en met Oud & Nieuw ook al hadden moeten missen omdat ze toen met tante An in Wenen waren geweest. “Weigeren is geen optie”, had de moeder van Tom er tegen Stijn aan de telefoon nog aan toegevoegd. Wel gaaf dat ze hém had gebeld en niet haar eigen zoon, bedacht Stijn zich, maar ook dat het niet mogen weigeren van dit soort dingen duidelijk een familiedingetje was. Tom had hem met grote glimlach aangekeken toen hij deze gedachte voorgelegd kreeg en zei: “Schuldig, Edelachtbare! – je mag mij toch ook nooit iets weigeren..?” Stijn had hem een hele doos met kerstballen toegeworpen, die Tom maar net had kunnen opvangen.

Eenmaal in de Dancing Queen merkten beide jongens dat ze de lunch hadden overgeslagen tijdens alle bezigheden, wat ze probeerden te compenseren door tijdens de ietwat obligate speeches subtiel toch gretig aan te vallen op de pretzels en nootjes die op de tafels stonden. Tom dook behendig achter mensen langs en onder tafels door om nieuwe voorraad te halen en zoende hierbij links en rechts de nodige bekenden – waaronder verpleger Bart uit het ziekenhuis. Maakt niet uit, sprak Stijn zichzelf streng toe, gewoon hartelijkheid na de goede verpleging. Toen het officiële programma ten einde was ging de muziek harder, gingen de rokers naar buiten (waarom roken toch zoveel gay jongens, vroeg Stijn zich af) en kreeg de barman het druk. De dansende menigte ging los op Troye Sivan, Lady Gaga en uiteraard Dancing Queen van ABBA. Het bijkommoment werd keurig ondersteund door Harry Styles. Stijn had weliswaar vrijwel de hele tijd in de buurt van Tom verkeerd, maar toen hij weer wat bewuster naast hem stond viel hem ineens op dat zijn vriendje (hoewel dat als zodanig nog nooit uitgesproken was) met dubbele tong stond te praten tegen de voorzitter van het COC en dat hij bovendien niet echt helder meer uit zijn ogen keek. Met de nodige overtuiging wist hij Tom uit zijn gesprek los te krijgen, hem duidelijk te maken dat het tijd werd om op te stappen en hem in zijn jas te krijgen (“Izz toh helema nieh nodug, lukt bess zelfff”). We hadden toch beter wat kunnen lunchen, bedacht Stijn zich terwijl hij bij het naar buiten duwen van Tom Harry Styles hoorde verzuchten dat ze toch ‘weg van hier moesten’.
Het werd een moeizame tocht, want weliswaar had Stijn zijn snelbinders over de knieën van Tom weten te frotten, zodat deze nu als een ingepakt kind boos in een kinderzitje achterop hing, maar dronken gewicht fietst niet lekker, zeker niet tegen een koude wind in. Op een gegeven moment leek Tom wat stiller te zitten en kreeg Stijn een juist ritme van rondtrappen te pakken, waardoor het allemaal iets makkelijker ging. Toen hij voorbij de volgende huizenrij vlakbij het bruggetje was, waar verderop wat andere kroegen het duidelijk ook druk hadden maar dan met een wat gemengder publiek, hoorde hij ineens iemand iets roepen in zijn rechteroor. “Oooo kijk eens wat schattig! Het stelletje is op weg naar huis toeeee”, klonk het smalend.
Nadat Stijn links en rechts beweging had gezien en Tom zijn opmerking aan de meest agressieve ‘dude’ had uitgesproken, ging het allemaal vlug. “Tyfusklotehomo, tegen wie denk jij eigenlijk dat je het hebt..?!?”, brieste hij. “Zulk smerig kankertuig willen we hier niet, vieze vuile holneuker!” Stijn had inmiddels de kracht over de fiets verloren, waardoor Tom met een onzachte knal half op de stoep landde, waardoor hij zelf nu door de tegenbeweging bijna tegen zijn aanvaller aangedrukt werd. Deze haalde direct uit en wilde Stijn een kaakslag uitdelen, maar miste omdat Stijn in slow motion verder langs hem heen viel. De beweging die Stijn van rechts had gezien was een jongen die naar voren was gestapt om ook een mep uit te delen. Die bleef ineens verbouwereerd staan, maar van links zag hij nu – ondanks dat het avond was en niet erg goed verlicht – een jongen met een ketting zwaaien. Tom had het inmiddels op een luid gillen gezet, waardoor er van de cafés verderop mensen naar hun toe kwamen rennen. Stijn voelde de ketting nog net een keer striemend tegen zijn kont aanslaan en zag bovendien achter alle jongens langs iemand wegsluipen, althans, dat dacht hij. “Kloteteringtyfus!!”, vloekte de eerste aanvaller en daarna: “Wegwezen, mongolen!”. Ze renden weg en Stijn hoorde nog net een paar scooters starten. Een paar uur later zaten ze weer in het appartement van Tom, die inmiddels weer compleet nuchter was. Omstanders hadden de politie gebeld en die hadden – zo hoorden ze achteraf – nog gezocht naar aanleiding van hun tamelijk onscherpe en verwarde daderbeschrijvingen, maar niemand gevonden. Na een bezoek aan het bureau, waar proces verbaal was opgemaakt, ze thee en instantsoep hadden gekregen en waren nagekeken door een opgetrommelde spoedarts, waren ze door twee aardige agenten naar huis gebracht. Ze zaten samen te bibberen op de bank en Stijn barstte in huilen uit en snikte luid, terwijl hij tegen de schouder van Tom aanhing. Tom had ook vochtige ogen en streelde verdwaasd de rug van Stijn, terwijl hij mompelde: “Zijn wij nou net slachtoffer geweest van anti-homogeweld..? Hier, in ons eigen stadje..?” Behalve het snikken van Stijn was het stil. Tom bleef die zin maar zachtjes herhalen en had een blik vol ongeloof op zijn gezicht. Toen bliepte zijn telefoon en zag hij dat hij een appje had, van Bart… de verpleger uit het ziekenhuis. “Sorrysorrysorry, ik voel mezelf zo vreselijk!!”, las Tom, “maar ik durfde gewoon niks te doen..!! Zijn jullie OK??? Wel heb je denk ik wat aan deze foto’s… x Bart”
