Aflevering 27

Aflevering 27

June 28, 2021 Off By admin
  1. Aflevering 23
  2. Aflevering 24
  3. Aflevering 25
  4. Aflevering 26
  5. Aflevering 27
  6. Aflevering 28
  7. Aflevering 29
  8. Aflevering 30
  9. Aflevering 31
  10. Aflevering 32
  11. Aflevering 33
  12. Aflevering 34
  13. Aflevering 35
  14. Aflevering 36
  15. Aflevering 37
  16. Aflevering 38
  17. Aflevering 39
  18. Aflevering 40
  19. Aflevering 41
  20. Aflevering 42
  21. Aflevering 43
  22. Aflevering 44

Sven bleef maar snikken en stamelen en zich hardop afvragen hoe dit nu toch had kunnen gebeuren, en Stijn kreeg er nauwelijks een woord tussen. Terwijl hij dat toch probeerde bestookte Tom, die nog steeds achter hem zat en zachtjes zijn rug bleef strelen – hoewel inmiddels in een wat zenuwachtig tempo –  hem met vragen van praktische aard. “Waar is hij? Heeft hij zijn portemonnee nog? Kan hij het nummer van de telefooncel geven zodat we hem kunnen bellen?” Stijn werd er opgefokt van en zei dus ook: “Wacht even, dit gaat zo niet mensen; Sven, waar sta je nu en wat heb je nog? En Tom, wacht even alsjeblieft.” Sven leek behoorlijk duf en in de war en leek naar zichzelf te kijken om inderdaad te checken wat hij nog bij zich had. “Nee, mijn foon had ik al niet meer, vandaar dat ik hier jouw nummer belde… en mijn pasjeshouder en paspoort had ik in mijn jasje maar dat heb ik niet meer… IK HEB NIKS MEER…!!” Waarop hij hartverscheurend begon te huilen met lange diepe uithalen. Stijn kreeg het acuut ook te zwaar, waarop Tom vastbesloten Stijns telefoon overpakte en probeerde wat info uit de zwaar aangeslagen Sven te krijgen.

——-

Met zijn eigen telefoon ernaast lukte het hem om Sven inderdaad terug te bellen in de cel waarvandaan deze stond te bellen, wist hij hem er van te overtuigen dat hij naar het inmiddels opgezochte dichtstbijzijnde politiebureau van Napels moest gaan en had hij inmiddels – terwijl hij Stijn weer had teruggegeven – een hotelkamer voor hem weten te boeken in de buurt waar hij was (wat vlak bij het centraal station bleek te zijn). Wat nog niet meeviel, want daar sprak men alleen zeer beperkt Engels en vooral veel, heel vlot, Italiaans. Toen ze Sven uiteindelijk een beetje hadden laten bedaren, nadat hij in flarden verteld had wat er gebeurd was (of wat hij zich nog wist te herinneren eerder), hem richting de politie gedirigeerd hadden en hem drie keer de naam van het hotel hadden laten herhalen, hingen Stijn en Tom op en keken elkaar aan. Stijn viel achterover op bed met een diepe zucht en betraande grote ogen. Tom had een denkrimpel op zijn voorhoofd en zei toen: “Wacht, hier hebben we tante An voor!” Hij ging met zijn benen over de rand van het bed zitten en belde haar op. Stijn hoorde hem praten, vragen beantwoorden, “Hmm-mm” en “Ja, inderdaad” en “Super, veel dank” en “Prima, wacht ik even af” zeggen en ophangen. “Zó. Hulptroep ingeschakeld. Pfffff. Weet je, hij klonk alsof hij groggy was… Niet dronken, maar eerder alsof hij drugs had gebruikt. Doet hij dat vaak, voor zover jij weet?” “Volgens mij niet… Weleens een joint of een pilletje op een festival ofzo, maar meer toch niet. Denk ik.” “Hmmm, ik weet het niet, maar het klinkt als een drug rape of zoiets, met complete diefstal op de koop toe. Om tijd te winnen. En/of te vernederen of zoiets…” “Tjezus, denk je echt dat het zoiets is?” “Nou ja, nogmaals, zo klonk hij… groggy. Ik zal ons even een kop thee maken, ben zo terug. Gaat het…?” “Hmmm”, mompelde Stijn en Tom zag hoe zijn vriend zenuwachtig en diep in gedachten op zijn lip zat te bijten.

Tante An zou Tante An niet zijn als ze niet via haar netwerk de passende maatregelen had kunnen nemen. Niet alleen had ze het hotel nagebeld, in haar rappe en perfecte Italiaans nog eens aan de inmiddels bereikte eigenaar het relaas uit de doeken gedaan en hem op het hart gedrukt goed voor Sven te zorgen op haar kosten en garantstelling (de directeur was duidelijk onder de indruk van haar functie bij het ‘Internationale Instituut’ geweest, had ze ondeugend lachend aan Tom verteld), inclusief goed eten en drinken en een geleende mobiele telefoon, ook had ze voor Stijn en Tom geregeld dat ze direct de volgende dag nog met KLM via Genève (kunnen we mooi even lunchen tijdens jullie overstap) naar Napels konden vliegen om Sven op te halen. En een terugreis op zaterdag had ze ook al weten te boeken.

Toen ze de volgende dag samen in het vliegtuig zaten ergens boven de Alpen, vol van een zalige lunch met tante en met extra hapjes en geld voor onderweg, vroeg Tom: “Hoe kwam Sven überhaupt in Napels…?” “Ja, dat heb ik me ook zitten afvragen. Of, althans, ik heb hem horen zeggen dat hij een paar dagen weg zou gaan, maar eerlijk gezegd heb ik er in de drukte niet naar gevraagd en ook niet goed bij stilgestaan verder.” Terwijl hij zijn hoofd bijdraaide en Tom aankeek, vervolgde hij: “Dat zit me ook al de hele tijd dwars… Dat ik het eigenlijk niet eens wist… En dat hij daar nu iets heel naars heeft meegemaakt. Sven noemt me steeds zijn ‘nieuwe beste vriend’, nou, lekkere beste vriend ben ik!” De meneer op de raamplaats keek nu enigszins verstoord op vanachter zijn krant, maar zei niks. Tom daarentegen knuffelde zijn vriend even en knikte hem bemoedigend toe. “Niet jouw schuld, dat weet je ook wel. We zullen zo maar eens horen wat er nu precies allemaal gebeurd is en hoe het met onze Sven gaat.”

Hun taxichauffeur rebbelde honderduit en wees links en rechts, maar ze begrepen er niets van en waren blij toen ze stopten bij Hotel Ideal. Toen ze zich bij de balie bekend hadden gemaakt, kwam uit het kantoortje bij de receptie meteen de directeur tevoorschijn, die hun langdurig de hand schudde, de naam van Tante An noemde en met hen meeliep naar de kamer van Sven. Het gepraat van de man in een mix van gebrekkig Engels en speed-Italiaans ontging Stijn volledig, maar eenmaal op de kamer aangekomen ging hij meteen naast Sven zitten, die spontaan in luid huilen uitbarstte tegen zijn schouder. De directeur had hen alleen gelaten en Tom las het politierapport dat op het bureau lag. Daarna kwam ook hij op bed zitten. Hij keek Sven aan en legde zijn hand op zijn been. “Arme jongen. Ik was er al bang voor. Hoe kende je deze man?” En Sven vertelde. Haperend, maar dapper. Dat hij benaderd was op Grindr, toen hij nog in Nederland was. Een paar weken eerder al. Hoe hij een te gek gesprek had gehad met Stefano, en dat het steeds romantischer en intiemer was geworden, en hoe hij uiteindelijk had besloten om voor zijn vrije dagen in te gaan op het voorstel om naar Napels te vliegen met een redelijk goedkope vlucht. Hoe spannend en enorm romantisch het hem had geleken. En hoe het dat ook was geweest. Ze waren ergens iets gaan eten (waar wist hij niet meer) en naar een barretje gegaan. En hoe het eerste dat hij daarna wist, was dat hij op een bankje bij een grote kerk (de San Giovanni a Carbonara kathedraal, zo had Tom in het politierapport gelezen) wakker was geworden, enigszins verkleumd, met pijn op meerdere plekken, suf en … zonder spullen. De politie had nogal ongeïnteresseerd gedaan, maar de directeur van het hotel had na het gesprek met Tante An een arts laten komen. Sven keek nu heel beteuterd en zelfs ronduit bang. “Ben je…”, begon Stijn nu met grote ogen. “Ja, verkracht,” stamelde Sven hees. “Ze zwegen alle drie, terwijl Stijn hem een knuffel gaf en Tom nogmaals op zijn been klopte. “Ik voel me zó dom.” “Ik voel me zó schuldig”, zei Stijn. “Ik ben zó kwaad!” vulde Tom aan. En op de verschrikte blik van Sven vulde hij aan: “Op de dader.”

Sinds de zaterdagavond van terugkomst had Sven bij hen geslapen, op de bank. Ze hadden op maandag via de huisartsenpost – Sven bleek al die tijd nog geen huisarts gehad te hebben en het was de dag voor Kerst – direct naar een internist in het ziekenhuis gekund. Deze had uitgebreid inwendig anaal onderzoek gedaan en gelukkig geconstateerd dat er geen blijvende schade was, ondanks het verkrachtingswerk van de drie mannen (zoals inmiddels gebleken was uit het onderzoek van de geconsulteerde arts in Napels). De kneuzingen waren door de dienstdoende huisarts al goed gecheckt en vielen ook mee. Tom had voor Sven zijn bank gebeld en zijn reisverzekering, terwijl Stijn bezig was geweest om Sven te troosten en moed in te praten. En terwijl ze zo druk bezig waren, dacht hij terug wat hij in het vliegtuig tegen Tom had gezegd. Over dat Sven hem, Stijn, steeds zijn nieuwe beste vriend had genoemd, maar dat hij eigenlijk nog steeds maar bar weinig van hem en zijn verleden afwist. Het viel hem nu pas op hoe behendig Sven al die tijd geweest was om het gesprek altijd op iemand anders of een ander onderwerp te brengen als het over hemzelf dreigde te gaan. En hoe ontzettend opgewekt hij altijd was. Of, nou ja, leek te zijn. Toen ze op Eerste Kerstdag met zijn drieën aan de Kerstbrunch XXL zaten – Tom had Sebas discreet op de hoogte gesteld en een extra couvert besteld – besloot Stijn daarom dat hij zich maar eens de echt goede vriend die Sven in hem zag – en hij zichzelf ook wel degelijk voelde, had hij de afgelopen dagen nog eens extra gemerkt – zou betonen en begon aan een uitgebreid vraaggesprek. Waarvan hij hoopte dat het niet te dwingend of als een interview zou klinken. Maar Tom had hem zonder woorden begrepen en assisteerde hem fantastisch. Ze waren uiteindelijk de laatsten om de Koffie Korner te verlaten, en ’s avonds tijdens het Kerstbal in de Dancing Queen kon er alweer een voorzichtig lachje bij Sven vanaf. Na drie grote gin-tonics, dat dan weer wel.