
Aflevering 28
Na een nacht waarin hij veel had liggen draaien en piekeren besloot Stijn dat een vroeg begin de beste aanpak zou zijn voor de dag die voor hem lag. Hij draaide zich met een bruuske beweging – na gehoord te hebben hoe de regen tegen de dakkapel sloeg – op zijn rug en stootte daarbij op Tom, die echter niet reageerde. Hoezo lag hij daar, daalde de gedachte langzaam in, Hij is altijd, maar dan ook altijd, eerder uit bed. En het gordijn is ook nog dicht. Hij werd nu snel wakker, wreef in zijn rechteroog en probeerde helder te kijken naar zijn vriend. Tom lag op zijn zij richting het raam en ademde nauwelijks hoorbaar. Op een klein schudden kwam geen reactie, op wat harder schudden wel. “Mmmfffggghhhh.” Stijn boog en leunde nu half over hem heen en trok het dekbed wat opzij. “Ben je ziek?” “Mmmmfffggghhhhrrrr.” “Lieverd, je bent altijd eerder op, ik gaf je bijna een mep net omdat ik je niet verwachtte. Zal ik een ontbijt voor je maken? Lekker eitje, broodje uit de oven? Heb ik nog mooi tijd voor omdat ik zo vroeg ben!” Hij liet er een lachje op volgen en verwachtte een rake opmerking, maar ook die bleef uit.
——-
Na een snelle en frisse douche en de nodige werkzaamheden in de keuken kwam hij een minuut of twintig later daadwerkelijk de slaapkamer binnen met de handige ontbijtplank van tante An. Tom lag nog in precies dezelfde houding, bewoog niet en zei niks op Stijns “Breakfast Service! Please put your bed in the upright position!” Hij zette het dienblad daarom maar even op de grond en ging op de rand van het bed naast Tom zitten. Voordat hij iets had kunnen zeggen had hij het hoofd van zijn vriend op zijn schoot en voelde hij handen die zich achter zijn rug aan hem vastklampten. Dit ging gepaard met een zacht snikken. Stijn realiseerde zich dat er hier toch echt iets aan de hand was, trok Tom voorzichtig een soort van overeind, veegde over zijn wangen het vocht weg en keek eens goed. “Hey, wat is er, wat ben je verdrietig ineens… Lieverd, wat is er…?” “Nihhihhiks.” Harder gesnik. “Ahhahalles.” Een snuif. “Kweetutnie.” “Heb je pijn?” Stilte. “Wil je wat thee of sap, of wat te eten?” Stilte. Een snik.

“En ligt hij daar nu nog steeds?” Edith schonk thee in voor Stijn en keek hem bezorgd aan. “Ik denk het wel, hij reageert niet op mijn belletjes en berichtjes. En hij zei dat hij zou blijven liggen.” “En zei hij letterlijk dat ze hem vandaag toch niet zouden missen op de redactie?” “Ja.” “Weet je of dat ook klopt, is het rustig of is er een bijeenkomst voor de rest of zoiets?” “Niet dat ik weet, volgens mij heeft hij het best druk, althans dat idee heb ik…”
Ze zaten in de kamer van Edith om aan het wekelijkse stafoverleg op donderdag te beginnen, ter voorbereiding op bijeenkomsten van commissies en raad later op de dag. Stijn had zelf liggen woelen over hoe hij alles in de dag gepropt zou krijgen, omdat hij ook had toegezegd halverwege de middag met Sven te gaan sporten. Sven was deze week weer aan het werk gegaan na zijn ellendige en traumatiserende vakantie en het leek Stijn op een of andere manier goed dat zijn beste vriend flink zou bewegen, omdat hij er nog steeds flink ellendig en verdrietig uitzag. Maar nu dwaalden zijn gedachten weer af naar Tom, die er vanochtend minstens zo beroerd had uitgezien. Jolanda kwam nu ook binnen en merkte direct dat er iets aan de hand was. Edith resumeerde even kort wat Stijn zo-even verteld had, waarop ze haar hand op zijn schouder legde en zei: “Dat klinkt als overspannenheid.” Stijn keek haar met grote ogen aan en Edith knikte met diezelfde bezorgdheid als eerder tegen Stijn, alsof ze leek te denken: Dat durfde ik nou nét niet te zeggen.
In zijn lunchpauze was hij naar huis gefietst en had daar Tom nog steeds in bed aangetroffen. Hij ging naast hem zitten en vroeg hem nu wat indringender wat hem scheelde. Met moeite leunde Tom op zijn elleboog en keek langs Stijn in een soort van verte. Nog voordat hij iets kon zeggen barstte hij opnieuw in snikken uit, waarop Stijn hem maar eens in zijn armen nam (slap als een pop, registreerde hij) en op zijn rug klopte. “Ik weet niet zo goed wat ik moet zeggen geloof ik; voel me zo dom en hulpeloos omdat jij altijd weet hoe zoiets moet…” Die opmerking veroorzaakte dan toch een flauwe glimlach tussen de biggelende tranen door. “Lieve Stijn…”, prevelde Tom nu en kneep in zijn hand. “Ik ben zo moe. Ik weet het niet. Ik kan mijn arm nauwelijks optillen. Maar heb geen pijn. Ik heb me nog nooit zo gevoeld … Wat ís er met mij …?” “Jolanda suggereerde dat je misschien overspannen bent… Zou dat het zijn, voelt het zo?” “Geen idee… Nooit geweest. Zou het?” En hij liet zich weer achterover vallen en terwijl Stijn zijn gedachten zat te ordenen viel Tom alweer als een blok in slaap.
Na enig app-verkeer had hij van Edith de opdracht gekregen vooral níét meer naar het Stadhuis terug te komen, omdat er uit haar portefeuilles geen vuurwerk te verwachten viel en Jolanda mee zou gaan dit keer. Ook had hij Sven moeiteloos zover gekregen om maar meteen te gaan sporten. Op de fiets had hij Laurens gebeld en kort uitgelegd wat er aan de hand was, waarop deze hoorbaar had geknikt, gezegd dat hij erg blij was dat Stijn had gebeld en dat hij die avond zou langskomen. Die gedachte werkte geruststellend op Stijn en hij nam zich voor om tijdens het sporten eens uitgebreid maar soort-van-casual met Sven te praten. Hij had er afgelopen nacht nog steeds van gebaald dat hem in Italië pas was opgevallen dat hij zo weinig wist van zijn beste vriend en had meerdere mogelijke gespreksroutes doorlopen om daar vandaag verandering in te brengen. Maar bij binnenkomst in het sportcomplex zag hij Sven in een van de zitjes hangen met zijn voeten over de leuning, druk bezig op zijn telefoon. Eenmaal dichterbij zag hij dat Sven in hoog tempo zat te swipen op Tinder. “Is dat nou wel verstandig, heb je niet even rust nodig…?”, vroeg hij bezorgd. “Nee, ik ga héél véél daten om de nare smaak weg te spoelen van die oetlul!” Toen het welhaast onmogelijk leek om een gesprek aan te gaan volgens welk door Stijns nachtelijk uitgewerkte scenario’s dan ook – laat staan dat er aanstalten werd gemaakt om te gaan sporten – koos hij zonder erover nagedacht te hebben voor een andere aanpak. “Tom is overspannen.”
Op de weg terug naar huis, waarbij de regen hem nu in het gezicht striemde, moest hij inwendig wel een beetje om de complete switch in gedrag van Sven lachen, die na zijn dieptebom meteen een-en-al bezorgd oor was geweest en hem uitgebreid bevraagd, gesteund en getroost had. Zou dat zo werken, vroeg hij zich bij een rood stoplicht af, dat mensen hun eigen leed vergeten als er andere problemen overheen komen? Het klonk eigenlijk wel logisch. Hij huiverde eens van alle emoties van de dag én de koude wind die door zijn jas drong, en verlangde er ineens hevig naar om nu gezellig babbelend met Tom en Marleen bij Sebas in de Koffie Korner te kunnen zitten. Maar in werkelijkheid zette hij zijn fiets bij de supermarkt neer en drong zich tussen een belachelijke hoeveelheid mensen door de gangpaden. Eten… Maar Tom wilde niks eten. Soep dan maar, goed gevulde soep. Met van die crunchballetjes die Tom altijd zo lekker vindt. Je kan nooit weten. Tom had inderdaad niks willen eten, en hem verleiden om naar de woonkamer te komen om op de bank te liggen was ook niet gelukt. Toen Laurens was gearriveerd, zag deze de lichte wanhoop en ontreddering in Stijns ogen en gaf hem een zoen en een flinke knuffel. “Goed dat je gebeld hebt, jongen. Je zult wel geschrokken zijn. Waar is die zoon van mij, dan zullen we eens kijken.” En hij gaf Stijn tegelijk een klopje op de schouder en een knipoog. Tom leek niet in het minst verbaasd dat zijn vader er was – ondanks dat Stijn het hem maar niet gemeld had – en Laurens begon hem wat vragen te stellen en voorzichtig te onderzoeken. Wat goed om een specialist in de familie te hebben, schoot het door Stijn heen, en toen hij de vader zo met de zoon in de weer zag, voelde hij zich wat opgeluchter en liep naar de keuken om wat soep te halen. Voor hem en Laurens dan toch in ieder geval. Toen hij net als vanmorgen met een dienblad naar de slaapkamer wilde lopen zag hij echter Laurens aan de keukentafel zitten. Hij glimlachte vriendelijk naar Tom en klopte op de uitgeschoven stoel naast hem. “Die vent van jou, Stijn, is denk ik inderdaad een beetje overspannen. Lichamelijk lijkt hem me niks te mankeren, maar zo futloos en leeg heb ook ik hem nog niet gezien. Hoe erg het is weet ik niet, maar dit kan wel even duren ben ik bang.” Hij keek aandachtig naar Stijns reactie, die knikkend voor zich uit zat te kijken. “Ze zouden januari eigenlijk moeten afschaffen”, zei Laurens terwijl hij een lepel had geproefd. “Lekkere soep.”