
Aflevering 31
“Nee, hèhè, natuurlijk wil ze dat niet doen!” Marleen kon haar ergernis ditmaal bijna niet verhullen en keek met een gevaarlijke blik richting Sven, die wiebelend op zijn stoel zat en daarbij bijna zijn filterkoffie over zijn overhemd gooide. “Wat denk je nou, dat je – omdat het een privékliniek is – meteen een plastisch chirurg vindt die in een perfect en gezond lijf wil gaan snijden, puur omdat jij denkt dat je lelijk bent omdat je voor je gevoel niet genoeg ‘succesvolle’ (ze knipte hierbij daadwerkelijk met haar vingers in de lucht, zag Stijn, wat haar bui nog duidelijker weergaf dan welke woorden dan ook) dates hebt??” “Ik denk gewoon dat ze het niet begreep omdat ze een vrouw is; hoe kan zij nou inschatten wat een moderne gay wel allemaal niet aan zichzelf moet doen om begeerlijk te zijn en te scoren op in een club en op een app…?”
Stijn vreesde even dat Marleen nu Sven acuut over de tafel heen zou trekken, maar ze koos voor de ijzige weg. “Geen enkele zichzelf respecterende plastisch chirurg, man of vrouw, zou zich aan jou moeten willen wagen, en als dat wél zou gebeuren zou het een oplichter zijn. Er is niks mis met jouw lijf, dat weet je zelf ook best, ik vind het heus vervelend voor je dat je nare ervaringen hebt gehad recent, maar nu schiet je toch echt door en begint het voor mij op Body Dysmorphic Disorder te lijken. Dat hoor je best veel bij jonge gays, maar doe het jezelf in godsnaam niet aan; ga dan maar gewoon wat vaker sporten als dat dan zo nodig moet.”
“Stijn, zeg jij nou eens iets…! Jij bent ook een jonge gay en snapt toch prima dat ik mezelf kan laten verfraaien door een ingreep??” Stijn had dit al een soort van zien aankomen maar voelde zich alsnog voor het blok geplaatst. Hij was een beetje in gedachten geraakt bij de woorden van Marleen en hij merkte dat hij moeite had om zich weer te concentreren op het onderwerp. “Nee, Sven, I’m with Marleen on this one, je bent nu echt een gevaarlijke kant op aan het gaan. Je bent simpelweg niet lelijk, flink knap zelfs en dat zou je toch ook moeten weten. Door alle aandacht die je krijgt en uit alle dates die je steeds hebt. Bovendien, je zult het moeten doen met wat je hebt en je zult extra naar de gym gaan ook alleen moeten doen, want ik heb wel iets anders aan mijn hoofd. Ik vind ons sportschema al best pittig en daarmee meer dan prima. Daarnaast denk ik overigens wel dat je een interessant punt hebt om in te brengen bij een teamvergadering van het COC, want je bent vast niet de enige die met deze gevoelens rondloopt. En ik kan me niet herinneren dat het de laatste tijd ergens ter sprake is gekomen of behandeld is. Alleen voor de voorlichters al is het een nuttig onderwerp.” Hij wreef werktuigelijk met zijn handen langs de zijkanten van zijn hoofd en voelde de vermoeidheid branden. “Ik wil nog wel een cappucino eigenlijk, iemand anders nog iets?” Sven, die duidelijk voelde dat er hier op dit onderwerp even niks meer te winnen viel en zich ineens besefte dat zijn beste vriend inderdaad wel iets anders aan zijn hoofd had, schoot overeind en zei “Komt goed, ik ga het even bij Sebas aan de balie halen.” Marleen gaf Stijn een knipoog maar legde daarna haar hand bezorgd op zijn arm. “Ga je zo weer op de fiets naar Tom toe, of zal ik je even brengen?”
Het Valentijnstripje had een wat verrassende wending gekregen. Stijn had zich, na binnenkomst en de verwondering over de enorme moeite die de doodvermoeide Tom had genomen om dit allemaal voor hem en hun te regelen, op het bed tegen zijn vriend aan genesteld. Tom had champagne ingeschonken en in het schemer – maar bij het licht van alle waxinelichtjes – hadden ze wat gekletst en gezoend, maar waren ze eigenlijk met name als blokken in slaap gevallen: Tom met een glas in zijn hand en Stijn met zijn hoofd op Toms borst. Pas rond een uur of elf was Stijn als eerste weer wakker geworden, om te ontdekken hoe laat het was en zich met kreukels in zijn wang en een stijve nek af te vragen welke dag het was en waar hij zich bevond. Hij hoorde een raspende ademhaling en zag dat Tom bovendien een rood hoofd had gekregen. Het glas champagne was uiteraard scheefgezakt, maar toen hij het uit de vingers van Tom friemelde merkte hij dat de plek al nauwelijks meer vochtig was. Hij maakte Tom voorzichtig wakker, want nog niet bepaald eenvoudig was. “Hey, lieverd, het is al best laat, wil je nog wat eten – denk je dat ze hier nog roomservice hebben?” Tom werd nauwelijks écht wakker, maar toen hij had begrepen had wat er speelde had hij gemompeld dat dat tot tien uur ’s avonds was. Stijn dekte zijn Valentijn maar eens voorzichtig toe, waarop Tom zich langzaam omdraaide en duidelijk opnieuw wegzakte in een peilloos diepe slaap. Stijn besloot toen maar eens op onderzoek uit te gaan omdat hij zelf nu wel degelijk trek had, en gelukkig vond hij in de minibar een zakje chips, pretzels en een Snickers. Stevig kauwend op die laatste keek hij door de gordijnen naar het levendige plein voor hun hotel en zag op de terrassen bijna uitsluitend stelletjes genieten van een drankje na hun feestelijke diners. Althans, dat dacht hij er zelf achteraan, met een kleine zweem van jaloezie in zijn buik.

De volgende dag waren ze nog net op tijd voor het ontbijtbuffet, omdat ze besloten hadden het douchen aanvankelijk maar even over te slaan en direct de lift te nemen naar de kelder. Daar stond een wat verveelde oudere dame, die echter vriendelijk vroeg (met toch een tamelijk ander accent dan wat hij in hun eigen stad inmiddels wel had ‘opgepikt’ ) of ze lekker geslapen hadden en wat voor warme drank ze wilden. Ze bleken de enigen en waarschijnlijk ook laatsten, en Stijn stelde voor om voor hen tweeën op meerdere borden wat lekkers bij elkaar te scharrelen en mee te nemen naar hun tafeltje, zodat ze niet steeds op en neer hoefden te lopen. Wat hij bij Tom ook niet echt zag gebeuren, want die zat met dikke ogen en zijn handen onder de kin te knikken of zelfs eigenlijk meer te knikkebollen. Toen Stijn had gevraagd of Tom nog ideeën had voor vandaag, begreep hij dat er ergens een lunch wachtte – aangeboden door Laurens en Els – en dat ze naar het museum voor moderne kunst zouden gaan. Stijn keek meteen verschrikt naar de tijd op zijn telefoon en naar al het eten dat hij net had neergezet en wilde bijna wat bozig vragen hoe Tom dat eigenlijk allemaal in anderhalf uur dacht te gaan proppen, maar toen hij nog eens goed keek begon hij zich af te vragen of de verlichting nou zo beroerd was of dat Tom wel degelijk enige kleurovereenkomst vertoonde met het gele tafelkleedje. “Lieverd, hoe voel je je eigenlijk precíés…?”, informeerde hij daarom maar eens extra aandachtig. “Hmm, heel moe, wazig, gammel, beetje misselijk met zo’n smaak alsof je gaat overgeven en ik heb een zere mond”. Toen Stijn hem vroeg om zijn tong eens uit te steken deinsde hij terug, omdat hij een opgezwollen en geelachtige dikke lap zag in plaats van de lieve spitse tong die hij altijd zo graag zoende. “OK. Dit is níét OK. ik ga je vader bellen.”
Laurens had Stijn rustig aangehoord, nog wat dingen nagevraagd, gemompeld dat hij baalde omdat hij dus wél een bloedonderzoek had moeten laten doen en duidelijk zijn conclusie getrokken had. Hij had Stijn ‘bevolen’ vooral wél van het ontbijt te genieten en rustig te wachten tot hij hen zou komen halen. Drie kwartier later kwamen Laurens én Els de kamer binnen, waarbij Els bij Stijn in het zithoekje kwam zitten en Laurens Tom ging inspecteren. Hij draaide zich na een paar minuten om en zei: “Els, je had – zoals altijd (hij glimlachte vriendelijk) – gelijk: die zoon van ons heeft bijna zeker een zware Pfeiffer. Niks burn-out. Of althans, niet als hoofdzaak.” Op Stijns verbaasde blik sprak hij rustig, zoals hij dat van zijn schoonvader gewend was als het ging om medische zaken, “De ziekte van Pfeiffer, Stijn. Het Eppstein-Barr-virus. De zoenziekte. Heb jij die toevallig ooit gehad…?” Maar hij leek zich te realiseren dat het vraagteken boven Stijns hoofd het antwoord in zich had en vervolgde: “Zo wordt het meestal overgebracht, vandaar. De kans bestaat dat jij nu ook drager bent, of misschien was je dat al. Maak je niet druk, dat betekent niet dat je het zelf ooit krijgt. Het doet ook niet ter zake.” Hij leek zonder woorden wat uit te wisselen met zijn vrouw, die daarop het woord nam. “Ik heb het vroeger wel gehad, een trage vorm, ik weet nog dat ik bijna een half jaar niet naar de lagere school kon. Maar dit ziet er heel wat ‘sneller’ uit als je begrijpt wat ik bedoel.” Ze kneep Stijn vriendelijk in zijn klamme hand. “Weet je wat we doen: Laurens neemt Tom mooi mee naar ons huis, zodat hij daar kan bijkomen de komende tijd, en dan gaan wij nu samen mooi die lunch gebruiken en naar het museum; toen Tom het zei wilde ik zelf ook meteen. Geniet er toch nog iemand van het programma zoals door mijn romantische zoon bedacht!” Laurens had zijn gulle lach gelachen en Els had vertederd naar Stijn gekeken. Fietsend naar het dorp van Toms ouders bedacht Stijn zich met een rilling hoe geschrokken hij daar in dat hotel aanvankelijk was geweest bij het horen van dat woord Pfeiffer. Marleen had hem er later nog liefdevol over uitgelachen, helemaal toen hij had gezegd dat hij voorlopig niet meer naar hotels wilde omdat daar alleen maar narigheid van kwam. Eerst Sven in Italië en nu Tom tijdens dit Valentijnstripje. Marleen had hem erop gewezen dat hij zich niet moest gedragen als Sven en dat hij dat ‘gedramaqueen’ vooral niet over moest nemen. Bij die gedachte moest hij al fietsend langs de weilanden onwillekeurig lachen. Het ging gelukkig alweer een stukje beter met zijn vriend. Bij de gedachte aan Tom voelde hij een warme gloed onder zijn jas. Hij wilde zo snel mogelijk naar hem toe, dus hij schakelde letterlijk nog een tandje bij. “Ik kom eraan lieverd!”