
Aflevering 39
In een wat onhandige en geïmproviseerde halve kring zaten ze rondom het imposante oude houten bureau. Toen ze via het bordes de prachtige ‘Singelwoning’ hadden betreden had Stijn al gezegd dat het door het naambord (‘Verschueren, Van Hoek en Verschueren’) wel leek of ze in een verhaal van Agatha Christie of in een aflevering van Midsomer Murders zaten. Tom had hem met een glimlach geruststellend toegeknikt en een hand op zijn schouders gelegd. Ze waren door een keurige oude dame over een krakende parketvloer naar het kantoor boven aan de voorkant van het pand gebracht. Daar had een oudere heer met spierwit krullend haar hen allerhartelijkst begroet, in het bijzonder Laurens en Els, en ze met wat hulp van de dame in deze opstelling neergezet. Na wat korte sociale plichtplegingen en een rondje koffie en thee (met heerlijke verse taartjes, een specialiteit van de stad, aldus de dame) kwam de notaris ter zake. Met plechtige stem, maar duidelijk ook met een ietwat familiaire toon, zei hij dat ze als familie waren uitgenodigd in verband met het testament en de nalatenschap van mevrouw Angélique Brandt. “Uw zuster, uw tante”, voegde hij er met een ietwat treurige glimlach aan toe.

——-
Stijn kon het niet laten, door de zenuwen die zo’n bijeenkomst nu eenmaal bij hem opriepen, steeds het hele rijtje aanwezigen met zijn ogen af te lopen. Hij zag dat met name Dieck nog zenuwachtiger en ongemakkelijker dan hijzelf zat te bewegen op zijn stoel, en hoe rustig en op zijn gemak Laurens juist was. So wie so had hij de afgelopen week nog weer meer respect voor zijn ‘schoonvader’ gekregen door de manier waarop die hen allemaal door de wonderlijke afscheidsceremonie, het geregel en de nasleep had weten te voeren. Als een echte pater familias, vond Stijn. Die dat zijn eigen vader nooit zo zou zien doen, waarna hij de zeurende gedachte van zich afschoof dat hij al lang weer contact met Bert had moeten opnemen. Het was ook Laurens geweest die had gestimuleerd eerst maar eens rustig aan te doen en te wachten op een bericht van de notaris voor verdere zakelijke dingen. Hij wist dat zijn zus een en ander had laten vastleggen, ook al zei hij geen idee te hebben wat het zou inhouden. Het kon hem duidelijk niet heel erg interesseren en de rest van de familie leek gelukkig ook niet bepaald té gretig op een eventuele erfenis. Stijn had zich vanuit een altijd latent aanwezige praktische onrust wel degelijk afgevraagd hoe het nu met hun woonruimte en vooral met Sissi zou gaan, maar had zich ook door Laurens daar makkelijk van weg laten sturen.
Het was hoe dan ook een wonderlijke week geworden, nadat in de aula van het crematorium – terwijl ze met een glas champagne in de hand hadden gestaan – de man met de hoed in de hand en het Franse accent was verschenen. Hij was door Laurens (en in zijn kielzog Jasper, als ceremoniemeester) direct hartelijk dichterbij gehaald en neergezet op zijn plek, met óók een glas bubbels). De man had zich duidelijk wat bezwaard maar ook duidelijk opgelucht gevoeld en zich voorgesteld als ‘Victor Schwartz’. Na een verwachtingsvolle stilte had hij met zachte stem gezegd: “Vergeef me dat ik hier ben, dat ik uw afscheid wellicht verstoor… Ziet u, ik wist niet zo goed wat te doen. Angélique was voor mij namelijk óók zeer bijzonder. Geworden. Steeds meer. Ziet u, ik moest door na te vragen bij de organisatie waarvoor ze werkte vernemen dat ze verongelukt was, nota bene nadat ze bij mij op bezoek was geweest: ze was vanuit Lausanne met de auto op weg terug naar Genève. Na een moment van stilte, wat licht gesnik en een hand van Els op zíjn hand (wat hem zichtbaar nog verder ontroerde) vervolgde hij: “Ziet u, niemand wist nog van mijn bestaan af… maar we hadden sinds ruim een jaar… nou ja, een… verhouding.” Stijn had op dat moment zowel bij Laurens als bij Tom een snelle glimlach waargenomen. “Ik wist al wel van uw bestaan hoor”, haastte hij zich te zeggen, “Ze sprak veel en warm over u allen, zeker ook over jongeheer Tom.” Gelukkig zei Marije meteen en zonder enige toon van jaloezie: “Ze was echt dól op hem. Ze lijken ook wel op elkaar. Eh, leken…”
Laurens en Els hadden erop gestaan dat Victor bij hen zou blijven logeren, maar deze had duidelijk zijn maatregelen getroffen, want hij stond er op zijn beurt op, als dat voor hun allen op deze wonderlijke en treurige dag mogelijk was uiteraard (“Maar Angélique zou het denk ik prachtig gevonden hebben”, een opmerking die voor iedereen bevestigde dat hij haar zeker gekend moest hebben), de hele familie mee uit eten te nemen in het hotel waar hij verbleef. Zo werd de rare dag nog vreemder, want enkele uren later zaten ze (in de stad waar ze nu voor de notaris weer waren, daar zaten nu eenmaal betere hotels) daadwerkelijk aan een luxueus en copieus maal van vele gangen, waarbij de stemming opperbest en zelfs wat uitgelaten was. Victor vertelde over de verhouding die hij met Tante had gehad, over hoe fantastisch hij het had gevonden dat hij op latere leeftijd nog zo’n fantastische vrouw had mogen ontmoeten, en over hun vele uitstapjes, met name binnen Zwitserland. Laurens had op zijn beurt met zijn aanstekelijke bulderende lach zijn favoriete anekdotes over zijn zus verteld, waarbij de rest hem hier en daar enthousiast bijviel. Het voelde aan het eind van de avond warempel of ze er een familielid bij hadden, waar ze er toch net een verloren hadden. Victor nodigde hen allemaal uit in Lausanne, omdat hij zeker wist dat er ook collega’s waren van de organisatie waarvoor ze werkte die een symbolisch afscheid op prijs zouden stellen. “Ze was erg populair, zeker ook bij de jongere collega’s!” Als laatste had hij gevraagd of het – heel misschien – overwogen zou kúnnen worden, áls er niet al een besluit of bepaling was, dat haar as uitgestrooid kon worden aan het Vierwoudstedenmeer, haar en hun favoriete plek schijnbaar. Laurens keek eens rond, peilde de stemming en zei vervolgens dat dat hem een geweldig idee leek. Victor pinkte een traan weg en fluisterde dat het dan wel ‘casual en stiekem’ zou moeten omdat zulks in Zwitserland ab-so-luit niet mag. Het voelde als een geheim verbond.
Maar nu zaten ze dus aan het eind van hun appelpunt, te luisteren naar Verschueren Senior, die eigenlijk al gestopt was met werken maar voor enkele dierbare klanten een uitzondering maakte. Hij vertelde dat hij een studiegenoot van de ex-man van Tante An was geweest. “Zij kwam uit het wilde linkse Nijmegen, kunt u zich voorstellen wat voor trammelant het in haar alternatieve kringen gaf toen ze naar deze regio verhuisde om met Egbert te gaan trouwen…?! Een oudere effectenhandelaar nota bene; vertegenwoordiger van het vijandige grootkapitaal!” Hij lachte voluit, duidelijk vol van de warme herinnering. “Maar Angélique was rázend verliefd (dat ken ik, dacht Stijn, die passie zag hij terug in Tom) en brak met haar oude vrienden en koos voor de liefde. Egbert behandelde haar als een prinses. Helaas overleed hij vrij vroeg, nou afijn, dat weet u… En hij was een flink stuk ouder. Toen is ze gaan reizen, en via ontwikkelingswerk in Zwitserland geraakt.” “Toen waren jullie 4 en 7”, memoreerde Laurens richting Marije en Tom. “Mijn zuster ging altijd haar eigen gang…” Hij en Verschueren keken elkaar even dankbaar aan.
“Maar goed, het testament”, sprak hij weer als notaris. “Uw tante was een vermogende vrouw, ook al stond ze zich daar niet op voor.” Hij keek de mensen stuk voor stuk aan die hij voor zich had. “Het is eigenlijk vrij simpel, mits u per onderdeel akkoord gaat. Ik vertel u dat er een batige erfenis is. Er zijn van Egbert geen levende verwanten die rechthebbend zijn. De helft van haar vermogen gaat naar goede doelen (instemmend geknik alom), de helft van de andere helft naar u als haar enige broer, het andere deel naar uw twee kinderen: Marije en Tom respectievelijk. Met de aantekening dat de gewenste verdeling is dat Tom het huis aan het Piuspark erft met onderhoudsbudget maar de vrijheid om tot verkoop over te gaan (Marije zei meteen dat ze de ‘huizenkwestie’ prima vond) plus een aanvullend gelddeel, en dat Marije een deel in contanten en een deel in langlopende effecten erft – eveneens met de optie tot verzilvering waarbij niet gedeeld zal hoeven worden (hierop gaf Tom direct akkoord). Dat is het, met de enige bijzondere component dat er een klein bezit is in het huidige Indonesië, aangezien Egbert daar geboren is als Nederlands-Indiër maar uitgeweken is na de politionele acties; later echter, gezien de historische rol van de familie in het land, het bezit terug heeft gekregen van de regering. Uw tante hoopt op uw zorgvuldige betrokkenheid, maar laat u daarin wel een vrije keus. Zij heeft daar nooit over gesproken, heb ik van haar begrepen”. De stilte en bepaald verbaasde blikken om hen heen bevestigde dit. “Er is een apart fonds voor, dat ik beheer. Indien gewenst draag ik het aan u als familie over en kunt u er ook naartoe reizen en gebruik van maken, uiteraard.” Tom legde zijn hand op Stijns been en keek hem wederom geruststellend, maar ook met een hoofd vol inhoudelijke vragen en overwegingen aan, zo stelde hij vast. Zelf had Stijn het gevoel alles wat er gezegd was acuut vergeten te zijn.