
Aflevering 41
Aan zijn teennagel peuterend met zijn knie onder zijn kin bedacht Stijn zich dat hij eigenlijk nu eindelijk eens een keer had moeten meegaan joggen met Tom, maar tegelijkertijd voelde hij ook meteen dat die inspanning gewoon helemaal niks voor hem was. Hij wilde wel weer vaker met Sven naar de sportschool, want daar was de afgelopen periode bar weinig van gekomen door alle ontwikkelingen in de familie en de drukte op het werk. Maar dat is nu in de zomer natuurlijk helemaal geen excuus meer, bedacht hij er ietwat grimmig achteraan, waarbij hij met een venijnig rukje een nagelhoekje lostrok – zodat die plek uiteraard acuut begon te bloeden. Toen Tom daarop vrolijk binnenkwam, frisse zomerochtendlucht en verse broodjes met zich meedragend (en een bak zweet, eerlijk is eerlijk), trof die Stijn dan ook licht kermend en klagend aan. “Wat ben jij nou aan het doen?” Eenmaal dichterbij, toen hij als altijd plagerig zijn zweet aan Stijn probeerde af te vegen – die hem altijd gespeeld walgend van zich af duwde, zo ook nu – zag hij pas wat er aan de hand was. “Zo dramatisch is het toch ook niet dat ik even weg ben, dat je jezelf meteen vleselijk gaat verwonden?” Hij woelde maar eens door Stijns haar (met een zweethand) en pakte een pleister om de grimmigerd van gepaste zorg te voorzien.
——-
Toen ze een half uurtje later – het douchen was wat uitgelopen omdat Tom lachend zijn vriend onder het water had meegetrokken, met alle gevolgen van dien (“alsof de pleisters me op de rug groeien”, zou hij later zeggen; bepaald niet verwijzend naar de essentie van hun stomend samenzijn) – rustig met de verse broodjes aan tafel zaten, waren ze opnieuw begonnen aan een gesprek over het huis. Toms huis. Dat hij had geërfd van Tante An. Waarbij ze allebei overvallen werden door allerlei leuke herinneringen aan ‘hun’ maffe, geweldige, bijzondere tante. Zoals haar kordate hulp toen Sven was misbruikt, of haar meteen liefdevolle en open houding naar Stijn (die mee mocht naar het nieuwjaarsconcert in Wenen), of haar onvergetelijke aanwezigheid op Svens verjaarsparty waar ze iedereen versloeg in alle moderne spelletjes die je maar kunt verzinnen. “Met recht een cult-tante”, sprak Stijn terwijl hij over tafel de hand van Tom zocht. “Fenomenaal mens inderdaad. En nu voel ik heel duidelijk dat ik in haar geest juist op mijn éígen manier verder moet; met het leven en met dit – háár, maar vooral nu míjn – huis. Óns huis.” Bij die laatste woorden voelde Stijn het bloed naar zijn hoofd trekken. “Ik vind het zelf ook maar een raar idee hoor”, vervolgde Tom, “Alsof ík ooit verwacht had dit nu allemaal te zeggen en doen, ergens halverwege de twintig… NOT. Ik woonde hier dan wel netjes, maar voor mijn gevoel ook nog altijd een soort van post-studentikoos”.
“Kén je het hele huis eigenlijk wel…?”, vroeg hij ineens retorisch aan Stijn. Hij sleepte zijn vriend mee (met een halve croissant in diens hand), de trap af naar beneden. Hij werd zelfs meegenomen het Piusplantsoen in, waar Tom hem met zijn armen gebarend dwong om via zijn ogen naar het gebouw te kijken. “Kijk, geschakelde klassieke herenhuizen, ornamenteel, vierlaags met echte zolderverdieping halfonder het leidak. Daar zitten wij dus, in het zolderappartement boven de twee lagen van tante.” Stijn keek braaf en betrapte zich erop dat hij nog nooit op deze manier naar het huis had gekeken. “Wat mij opvalt, realiseer ik me nu, is dat de benedenburen zo rustig zijn. Net als eigenlijk iedereen hier; de rustigste en chicste buurt van de stad… op het villapark na.” “Ahahaaa!”, zei Tom, “Zie, ik ben daar ook nooit meer mee bezig geweest, maar jij denkt zeker dat ik (“wij”, hand op Stijns schouder) nu eigenaar zijn van de bovenwoning?” “Eehh, ja…? Duhuh?” “Nou, mis, want het gaat om het héle pand! Die benedenburen zijn zo rustig omdat ze niet bestaan.” Stijn keek schuin naar Tom, met zijn mond een klein beetje open van verbijstering. “Daar zat – en zit nog steeds – het kantoor van Egbert. Met eigen ingang. Tante wilde het daar nooit over hebben, ik herinner me nog de waarschuwende blik van haar richting Laurens toen hij gesuggereerd had dat ik mooi beneden kon gaan wonen! Neee, kordaat was ze natuurlijk ook… En het was haar allemaal te pijnlijk denk ik, op dezelfde manier dat ze naar Zwitserland is gegaan om na zijn overlijden een nieuw internationaal hoofdstuk in haar leven aan te gaan.” Stijn staarde nu onafgebroken naar de onderwoning. “Kom, ik haal de sleutel, kunnen we kijken. Ik ben er zelf ook al heel lang niet meer geweest. En sowieso nooit zonder Tante. Ik vind het ook wel veelzeggend dat er niks over in haar testament stond. Daar wilde ze gewoon níét over nadenken. Té pijnlijk.”

Stijn kon gewoon niet geloven wat hij zág, zodra ze over de drempel waren gestapt. Alsof je zo de jaren zeventig instapte of een of ander museum of boek. Bruin. Donker hout. Statig. Een spreekkamer aan de voorkant, annex bibliotheek/rookruimte (wonderlijke combi bleef hij dat vinden), een kamer links waar Egberts secretaresse altijd had gewerkt, een grote werkkamer aan de achterkant aan dezelfde kant als de bibliotheek (met eenzelfde bureau als dat van de notaris). “Net alsof hij alleen maar even weg is…”, zei Stijn. “Mooi, maar ook een beetje eng.” De keuken linksachter was een rare mix van een schitterende kachel met schouw en prachtige tegels plús een inrichting van bruin en oranje. “Ziehier de … ehhh … unieke smaak van de jaren zeventig”, sprak Tom ook wat verbouwereerd. Verder naar achter lopend liet Tom het archief zien, waar alles was vastgelegd over klanten en de handel. “Daarom is er ook geen tuin, dit is een complete uitbouw”, legde Tom uit, “Waar de familie op een of andere manier ooit toestemming voor heeft gekregen. Deel van het archief is van Egberts vader, die heeft het huis gekocht na hun gedwongen terugkeer uit Indië. Die was huisarts. Had Egbert ook moeten worden, maar die wilde recht en economie studeren.” En na een stilte en een geamuseerde blik op Stijns gezicht: “Nee, ik moet er ook niet aan denken”. Stijn biechtte bovendien op dat hij niet alleen nooit bedacht had dat er geen benedenburen waren, maar dat hij zich ook nooit had bedacht dat er ónder het grote dakterras van Tante ook wel iets had moeten zitten – aangezien er duidelijk geen tuin was geweest. Tom duwde hem nu met een glimlach maar weer mee naar boven. “Mijn hemel, wat moeten we met al die historische inboedel, in vredesnaam…?”, sprak Tom nu, terug zittend aan tafel met zijn handen in zijn haar. “Het is me nogal een luxeprobleem, dat weet ik, maar het is zoveel… en dan heb ik het nog niet eens over Tantes eigen appartement… of over jóúw spullen, jij komt hier definitief fijn bij mij wonen!” Tom stond op om Stijn nog maar eens te knuffelen. “Nou, dat zal het probleem niet zijn; ik heb bijna niks – of, alles wat ik nodig heb, is al hier. In mijn appartement staat wat primair meubilair. Meer niet.” Na een korte pauze vervolgde hij: “Wat ik me zit af te vragen is wat we met al die ruimte gaan doen! Wij zijn ook maar met zijn tweeën…”. “Tom keek met zijn kenmerkende pretogen naar Stijn en sprak, bijna in zichzelf en half langs hem heen kijkend: “Nog wel… Nog wel.” Op dat moment begon Stijns telefoon te zoemen. “Hey, het is Marleen! Grappig, vroeg me juist vanochtend af wat ze aan het doen zou zijn en of we straks niet gezellig met zijn allen konden afspreken. Ik heb haar al dágen niet gezien.” Stijn begon na de eerste paar zinnen die hij had gehoord heel hard te gillen en hij spring op van plezier. “Echt??? Echt waar??? Nee, dat kan toch zo snel niet…???? En jullie zijn nu daar…??? O my! Wauw!!” Tom stond lichtjes ingeheupt tegen de tafel en sprak voor zichzelf uit: “OK, dat is sneller dan ik verwacht had, maar ik bedoel maar. Volgens mij precies in de geest van Tante.” Hij liet de snotterende Stijn om hem heen vallen en hem het Grote Nieuws vertellen. Hij hoorde het aan met een glimlach van oor tot oor en een warm, omhoogdrijvend gevoel in zijn buik.