
Aflevering 45
Lome armen en benen. De zon heerlijk op zijn lijf. Een licht briesje dat tintelend over zijn onderarmen strijkt. Een stem. “Ja, viel jij bijna over de leuning hè, ‘t is toch wat met jou; kom maar eens even snel bij oma op schoot – ooow, wat ben jij toch ook een lieve kleine knúffelaar hè…” Met een paar korte beweginkjes met zijn hand langs zijn neus en zijn cap rechtzettend ging Stijn zitten en geeuwde eens luid in de richting van zijn moeder. “Je had het vast niet over mij.”
Marie-José gaf een korte hikkende lach. “Nee, maar zo sprak ik vroeger ook tegen jou hoor. En je vader lette ook nooit op, die liet jou óók altijd overal vanaf vallen en tegenaan lopen.” “Hoezo, óók?” “Nou, als ik niet net uit de keuken was gekomen had je Oliver doodleuk van de tuinbank laten vallen.” ”Pfff, die klautert en tijgert de hele tijd overal op en af en in. En van al het gebuts lijkt hij weinig last te hebben.” “Ach ja, dat is ook zo, maar ik mag mijn volwassen zoon toch wel even pesten met zijn 23e dutje van de dag?”
Terwijl Stijn een scheve lip van gespeelde verontwaardiging trok, vervolgde ze: “Jij hebt er ook niks aan overgehouden volgens mij. Sterker nog, je lijkt wel gespierder dan ooit.” “Ja, wat wil je: Svens body-onzekerheid in combinatie met een lockdown en gesloten sportscholen zorgde in het Piuspark voor een soort Rocky Horror Work-out Show.” “Ik vind het voor jouw doen bijna té, zo getraind.” “Sluit je aan bij het klaagcomité van Joris en Tom. Die het volgens mij helemáál niet erg vinden! Hooguit jaloers.” En na een korte overpeinzing: “Misschien vind ik het zelf nog wel het ongemakkelijkst, dat ik nu zo’n cliché gym gay ben.”
——-
“Nou, ik ga maar eens even de lunch voorbereiden, ze zullen zo wel terug zijn. Gelukkig hebben jullie een gezonde eetlust, aan Maria kan ik al zo lang bijna niks meer kwijt.” Zijn moeder keek ergens schuin in de verte, naar niks in het bijzonder leek het. Daarna liep ze door de zijdeur de keuken in, terwijl Stijn zich afvroeg wat hij moest lezen in die laatste opmerking. Terwijl Oliver half over zijn schoot hing, bedacht hij zich dat het voor haar ook niet makkelijk moest zijn geweest. Maria had, ondanks dat ze verschrikkelijk voorzichtig waren geweest, aan het eind van de eerste golf toch corona gekregen.
Wekenlang had ze op de IC in Assen gelegen. Toen ze het uiteindelijk gehaald had, was ze totaal verzwakt en als hulpbehoevend longpatiënt naar huis gekomen. Hij had via de lange Skype-gesprekken wel begrepen en gezien wat voor wissel dit op zijn moeder had getrokken. Eens in de paar weken reden ze nu al een tijdje naar Drenthe, en Tom ging dan met Maria naar het ziekenhuis en de fysio. “Nou, nu zullen ze er toch echt zo wel zijn. Benieuwd wat ze hebben gezegd over hoe het nu verder moet.” “Moet…?” “Nou ja, gut, ehh… Weet je wat het is… Het was gewoon een heel jaar enorm zwaar… (ze keek een beetje onzeker om zich heen, leek het Stijn) …en eigenlijk is het dat nog steeds. (Ze keek nu ronduit betrapt en begon zenuwachtig aan haar rok te friemelen) Weet je, ik was na Bert juist zo blij met een nieuwe frisse, spannende doorstart van mijn leven. Maar waar ik eerst met een saaie vent zat, heb ik nu een verzwakt en chagrijnig mens naast me.” Ze sloeg verschrikt een hand voor haar mond en keek met grote geschrokken ogen naar hem op. “God, wat zeg ik nou dan toch…”

Werktuiglijk zette ze Oliver van haar eigen schoot op die van Stijn, en op het moment dat hij wilde reageren hoorden ze de Volvo het erf opdraaien. Met de kleine op de arm wandelde hij het huis in, waar met enig gestommel Tom en Maria de woonkeuken binnenkwamen. Die laatste plofte neer op de gemakkelijke leunstoel die sinds het ziekenhuis naast de keukenkast in het hoekje stond. “Mens, ik ben kapót. Ik kon op weg naar Assen mijn ogen al nauwelijks openhouden, maar op de terugweg heb ik gewoon ronduit als een blok liggen maffen!” Ze hoestte eens diep en ging verzitten, waarbij haar gezicht vertrok van de pijn. Nauwelijks vijf seconden later snurkte ze licht. Stijn zag zijn moeder ongemakkelijk van haar vriendin naar hem kijken.
Tijdens de terugrit naar het zuiden had hij Tom op de hoogte gebracht van de enigszins verrassende en verontrustende uitspraak van zijn moeder. Tom bestuurde de auto met vaste hand en vol overtuiging (wat Stijn op de een of andere manier altijd buitengewoon aantrekkelijk vond) zoefde hij over de linkerbaan een rij vrachtwagens voorbij, waarna hij een nadenkend gezicht trok.
“Tja. Echt verbaasd ben ik eigenlijk niet, als ik eerlijk ben. Hoevaak ben ik nou met Maria meegeweest? Een keer of vier? Het enige dat ze doet is klagen. Zeuren, bijna. Ik vind haar longarts en fysiotherapeut buitengewoon redelijk in wat ze zeggen en wat ze van haar vragen. Maar ze luistert nauwelijks, ze doet haar best niet… Ik heb even met de arts gesmoesd toen ze zich met moeite – maar vooral wel zelf! – naar de WC had bewogen. Hij denkt dat ze behalve de te verwachten klachten ook een IC-syndroom heeft en bovendien depressief is geworden. Oftewel: alles buiten die zorgcocon van de IC is eng geworden, gecombineerd met een diepe treurnis over dat uitgerekend zíj, als zelfstandige vrouw die nota bene yoga geeft als empowerment aan andere vrouwen, nu zo zwak en kwetsbaar is als een dood vogeltje.”
“Moet ze dan niet eerder naar een medisch psycholoog of zoiets?” “Precies, dat zei dokter De Jong ook, maar wie gaat haar dát vertellen? Hij keek er duidelijk niet naar uit.” Na enige stilte, met alleen wat klassieke muziek uit de radio, meldde Oliver zich achterin. “Hey grote vent, ben jij er ook weer?” Stijn zag Toms gezicht meteen veranderen in die speciale grote blije lach, exclusief gereserveerd voor hem en Oliver
Ze namen een afslag naar het pompstation waar ze meestal even pauzeerden. Even later kwam Tom met twee handen barstensvol spullen teruglopen naar het picknickbankje waar Stijn met Oliver op schoot dingen om hen heen aan het benoemen was. Tom legde fris, een witte KitKat, een doosje Ferrero Rocher, de Viva en een supergaaf ‘kraakboekje’ over een eenhoorn en een olifant op tafel.
“Hoe kun je me dit nou aandoen?!?”, riep Stijn verontwaardigd. Tom trok één wenkbrauw geamuseerd als een vraagteken omhoog. “Ik had de hele tijd al zin in je, maar als schattige vader ben je helemaal te hot voor woorden. Kun je me niet even hier op tafel…” “Zeg, gym stud, er is een kind bij,” sprak hij met een grote grijns. “Maar ik beloof je dat ik vanavond op je terugkom.” Waardoor Stijn het uitschaterde en Oliver meteen begon mee te joelen.
Eenmaal thuis liepen ze – zoals meestal tegenwoordig – door de ingang van het kantoor beneden het huis binnen. Voorbij de voormalige bibliotheek annex rookkamer (!) van Egbert, die ze bij de grote verbouwing na het overlijden van tante An – in overleg met en tot groot enthousiasme van de lokale erfgoedvereniging overigens – hadden besloten geheel in stijl te laten, verder tot in de grote open creatieve ruimte.
Deze ruimte was iedereen zeer dierbaar geworden, zowel Tom en Stijn als hun inwonende vrienden en (co-)ouders Marleen en Amély – die via de grote trap achterin zó naar hun bovengelegen appartement konden – áls hun close en inmiddels gedeeltelijk collega’s geworden vrienden. Tom had zijn plannen om met zijn allen hun creatieve krachten te bundelen in een eigen media- en communicatiebureau namelijk doorgezet. Daarnaast bleek de creatieve werkruimte ook ideaal voor al het nodige thuiswerken van hun vaste banen tijdens de verschillende lockdowns. Zodoende zaten ze vaak in wisselende samenstellingen met tot wel zeven man (maar wel in een soort van veilige bubbel), aangezien ook Sven en zijn Joris én Toms collega, fotograaf Rob, waren aangehaakt. Ook dit keer was het bij binnenkomst een levendige boel; het leek wel of met de coronaregels de standaard werktijden uit het raam waren verdwenen, want zodadelijk zouden Edith en Jolanda op de stoep staan om hun wethouderswerkoverleg in de voorkamer te houden.
Edith had de suggestie hiertoe vorig jaar met graagte overgenomen, omdat de regels het stadhuis als locatie bijna onmogelijk én tamelijk steriel en onaantrekkelijk maakten. Hierdoor, en zeker sinds haar moeder aan corona was overleden, maakte ook zij steeds vaker deel uit van het bonte gezelschap aan het Piusplein. Marleen ontfermde zich meteen over de blije maar overduidelijk vermoeide en hongerige Oliver en nam hem mee naar boven. Tom ging in zijn bureaustoel zitten, draaide zwierig richting Rob en informeerde of deze goede foto’s had kunnen maken van de buitenexpositie van de lokaal bekende kunstenaar met wie hij gisteren een interview had gehad.
Rond zeven uur vertrokken ze met zijn allen richting de Koffie Korner. Sebas had de zaak op inventieve wijze open weten te houden, met daarin een glansrol voor Koos. Aangezien de Dancing Queen al die tijd gedwongen gesloten was – op een paar online concerten en debatten na – had hij zich bij Sebas in de keuken en aan het geïmproviseerde ‘luik’ vervoegd, om via de verkoop van warme dranken, koek/taart, lunches overdag en warme schotels tussen zes en acht voor omzet te zorgen. Op initiatief van Tom was er bovendien een vereniging ‘Vrienden van de Koffie Korner’ opgericht, waardoor er extra netwerk, zekerheid en financiële steun waren ingebouwd. Maar de zaak was sinds een paar weken weer volledig open, zodat de hele club redelijk onbezorgd samen aan de grote stamtafel achterin bij de deur naar het terras kon gaan zitten.
Na enkele rondjes aperitief én sluitingstijd kwam Koos met het eten, terwijl Sebas nog eens rondging met de fles heerlijke Dornfelder. Oliver zat bij Amély op schoot, maar werd al snel in zijn eigen hoge stoel gezet om ook nog wat te eten. Tom maande de hoogrode Sebas om eindelijk ook eens te komen zitten, omdat die anders zou blíjven regelen en redderen. Zodra er getoast was en iedereen at en kletste, boog Sebas zich naar Tom. “Ik weet niet hoe ik het heb! Ik ben er helemaal achter adem van. Koos, onze ‘straight as hell’ Koos, heeft me straks gezoend!” Toms mond zakte acuut open van verbazing, maar hij klapte hem direct weer dicht. “Koos?!?”
Toen hij zich van de verwarde maar ook stralende ogen van Sebas wendde om even met zijn hand steun te zoeken bij Stijn, zag hij dat zijn vriend helemaal niet zat te eten of te kletsen, maar met schuin hoofd zat te dommelen in de laaghangende zomerzon die naar binnenviel door de openstaande deuren.
Lome armen en benen. De zon heerlijk op zijn lijf. Een licht briesje dat tintelend over zijn onderarmen strijkt.